Door: Sanne van Gaalen, gepubliceerd op: 29/03/2023

We gingen hierover in gesprek met Tessa Roseboom, hoogleraar Vroege Ontwikkeling en Gezondheid aan de Universiteit van Amsterdam. In 2018 verscheen haar boek ‘De eerste 1000 dagen, het belang van een goed begin vanuit biologisch, medisch en maatschappelijk perspectief’, en in 2022 het vervolg Gelijk goed beginnen. Haar wens is om een bijdrage te leveren aan een toekomst waarin elk kind de kans krijgt zijn potentieel te ontwikkelen door te investeren in een goede start voor elk kind. Tessa werkt in het Amsterdam UMC en is ambassadeur van het landelijk programma Kansrijke Start.

Wanneer beginnen de eerste 1000 dagen?

“We tellen vanaf de bevruchting tot de tweede verjaardag. We weten vanuit de biologie, maar ook vanuit de geneeskunde, pedagogiek, psychologie, economie en sociologie dat die eerste 1000 dagen van een mensenleven heel erg belangrijk zijn. De omgeving waarin je die ontwikkeling doormaakt, heeft een grote invloed op de rest van je leven.

Natuurlijk is ‘1000’ ook gewoon een mooi rond getal, en is de periode voor de conceptie ook belangrijk. En de periode na de tweede verjaardag ook. Maar het is tijdens die eerste 1000 dagen dat die ene bevruchte eicel zich ontwikkelt tot een compleet mens. Al je organen worden aangelegd, en dat kan je niet meer ‘over’ doen. Dat is letterlijk het fundament waarop je de rest van je leven bouwt.”

Wat is er bekend uit de wetenschap over de invloed van hoe ouders zich mentaal voelen voor, tijdens en na de conceptie (gedurende de zwangerschap) op het leven van het kind?

“Nog niet zoveel. Wel weten we uit studies dat de omgeving van ouders belangrijk is. Ik heb zelf veel onderzoek gedaan naar baby’s die in de hongerwinter zijn verwekt. Hoewel we geen informatie hebben over hoe ouders zich gevoeld hebben, kun je je wel voorstellen dat dit een hele stressvolle periode was om nieuw leven te verwachten. Er was weinig te eten, er waren veel infecties en het was erg koud. Inmiddels weten we dat de kinderen die in de baarmoeder zaten tijdens deze barre omgevingsomstandigheden, zeventig jaar later gemiddeld  meer lijden aan hersen-, hart en nierfalen, en gevoeligheid voor longziekten en verslavingen.

Ook is er veel bewijs dat leefstijl van de ouders voor de conceptie (bijvoorbeeld roken) maar ook omgevingsfactoren (blootstelling aan pesticiden of luchtvervuiling) een effect hebben op de ontwikkeling die volgt, en daarmee de levenslange gezondheid. Hierbij gaat het voornamelijk om de omgeving van de moeder, omdat je de eerste 9 maanden in het lijf van je moeder opgroeit. Maar hoe meer  onderzoek we doen hoe meer we zien dat ook het gedrag en het welzijn van vaders een belangrijke invloed hebben op een kind.

Wel is het bekend   dat depressieve gevoelens of angst tijdens de zwangerschap bij de moeder van invloed is op het (ongeboren) kind. Hierbij is het wel lastig uit elkaar te trekken of dit het effect is van hoe vrouwen zich voelen tijdens de zwangerschap of dat dit ook te maken heeft met de interactie tussen moeder en kind na de geboorte. Vrouwen die sombere gevoelens ervaren tijdens de zwangerschap, voelen dat doorgaans namelijk ook wat vaker na de bevalling. En dit is van invloed op hun gedrag en de hechting met het kind. We weten uit onderzoek dat cognitieve gedragstherapie tijdens de zwangerschap helpt voor zowel de moeder als voor het kind later. Dit suggereert dat gevoelens van angst en depressie tijdens de zwangerschap gevolgen kunnen hebben voor het (ongeboren) kind. Toch kun je ook hier niet precies zeggen of dit alleen maar met gevoel te maken heeft, of bijvoorbeeld ook met een minder gezond eet-, beweeg- en slaappatroon wat vaak gepaard gaat met periodes waarin je je minder goed voelt.”

Meer lezen over veerkracht tijdens de zwangerschap?

Nu we weten dat die eerste 1000 dagen zo belangrijk zijn, hoe kun je je als ouders het beste voorbereiden op de komst van een kind?

“Ik denk dat er al veel advies bekend is over een gezonde leefstijl voordat je zwanger wordt (o.a. stoppen met roken, het slikken van foliumzuur). Wat mij altijd opvalt is dat in veel van wat je op ouderfora leest het heel erg gaat over de praktische voorbereiding op de komst van een kind. Dus bijvoorbeeld het kopen van hydrofiele luiers etc. Waar we vrij weinig aandacht voor hebben is om tijdens de zwangerschap al na te denken over hoe je als ouders wilt zijn.

Wat ik een hele mooie vraag vind en waar je het met elkaar over kunt hebben is: hoe ben jij gevormd door jouw opvoeding? Wat zou je jouw kind willen meegeven? En wat zou je heel graag anders willen doen?

Iedereen weet dat het krijgen van een kind vaak gepaard gaat met slechte nachten. Wetende dat het best pittig gaat worden in die eerste periode, kun je alvast bedenken: hoe zorgen we dat we hier samen goed doorheen komen?  Maak eens een lijstje: bij wie zou ik hulp kunnen vragen voor wat? Bij de één kun je makkelijker om een pannetje soep vragen, de ander kan een keertje oppassen en bij een volgende kun je beter terecht voor een kop thee en een luisterend oor.”

Wat kunnen zorgverleners doen om de eerste 1000 dagen te bevorderen?

“Ik denk dat er bij veel zorgverleners minder oog is voor de hele omgeving. Verloskundigen zijn daar trouwens vaak juist een positieve uitzondering op. Het is niet uitzonderlijk om als jonge ouders te maken te krijgen met verhuizingen, veranderingen van banen, dingen die er in relationele- of familie- sferen spelen. En steeds meer mensen krijgen te maken met financiele problemen, armoede en sociale uitsluiting. Dit heeft grote invloed op het leven en vraagt veel van de veerkracht van mensen. Uit een onderzoek met jonge ouders kwam naar voren dat meer dan 90 % het ouderschap mooi vindt maar ook heel moeilijk. De meeste ouders zouden het graag nog beter willen doen, maar durven geen hulp te vragen. Realiseer je als professional dus dat ook als er geen hulpvraag gesteld wordt, dat die er wel kan zijn. Stel open vragen om hierachter te komen en realiseer je hoe belangrijk het is om te benoemen wat goed gaat. Elke ouder is ook onzeker. Sociale steun heeft meetbaar positieve effecten en werkt als een tegengif voor de schadelijke effecten van stress. Je kunt nu eenmaal niet alle stress in je leven voorkomen, maar als er iemand is waar je terecht kunt voor een luisterend oor, helpt dit enorm om hier beter mee om te gaan.”

Hoe kijk je aan tegen de periode na de bevalling? Zijn hier verbeteringen mogelijk?

De periode na de geboorte is een hele kritische periode. Je leert als ouder je kind kennen en je kind leert jou kennen. Dit is voor iedereen een grote verandering. De kraamzorg zoals we die in Nederland kennen speelt hierin een hele belangrijke rol, Onderzoek laat zien dat gezinnen die weinig gebruik maken van de kraamzorg, later vaker naar de huisarts gaan met gezondheidsproblemen voor zowel moeder als kind.

We proberen  vanuit het programma Kansrijke Start om ouders zo goed mogelijk te ondersteunen en om de samenwerking tussen verloskundigen,  kraamzorg en de professionals van het consultatiebureau en (andere) professionals uit het sociale domein zo vlekkeloos mogelijk in elkaar over te laten gaan. Zo is het voor de jeugdgezondheidszorg nu ook mogelijk om al voor de geboorte een huisbezoek af te leggen.

Naast een (nog) betere samenwerking tussen verschillende professionals in het medische en het sociale domein, en alle andere organisaties die zich (vrijwillig) inzetten voor jonge gezinnen, willen we ook werken aan een maatschappelijke verandering. De Samenwerkende Gezondheidsfondsen werken aan een maatschappelijk bewustzijnscampagne dat het ouderschap een mooie maar best ook een moeilijke taak is. De maatschappij is steeds meer individueel geworden, terwijl opvoeden iets is dat samen zou moeten,  ‘It takes a village to raise a child’  zou ik graag meer willen zien in de maatschappij. Naast ouders hebben de verloskundige, kraamzorg en jeugdgezondheidszorg daar een rol in, maar ook als burgers zouden we elkaar meer kunnen helpen. Vandaar dat we een campagne zijn gestart met het grote doel om in 2040 de gezondste generatie jeugd van de wereld in Nederland te hebben. Hier bouwen we aan het fundament van de eerste 1000 dagen. Realiseer je dat iedereen het ouderschap heeft moeten leren, en dat die arm om iemand heen of een pan soep brengen echt een verschil kan maken. “

Wat is de invloed van stress op (ongeboren) kinderen?

“Ik refereer hier graag naar een onderzoek dat is gedaan in Australië tijdens de overstromingen in Queensland. Het land lag plat, veel zwangere vrouwen konden niet naar hun verloskundige toe. Achteraf bleek dat vrouwen die wel telefonisch in contact konden blijven met hun verloskundige, minder stress ervaarden. Ook hun kinderen ontwikkelden zich zes maanden na de geboorte beter dan de kinderen van de vrouwen die helemaal geen contact hadden konden hebben met hun verloskundige. Ik vind het belangrijk om aan te geven dat stress niet problematisch hoeft te zijn, maar aanhoudende chronische stress kan dat wel zijn. Als zwangeren voldoende sociale steun hebben, en ook momenten van rust en ontspanning vinden is een beetje stress geen probleem.”

Hoe kijk je aan tegen risicoselectie in de geboortezorg?

“Het programma Kansrijke start is een landelijk programma dat op lokaal niveau wordt uitgevoerd. Het doel is om alle ouders te bereiken, maar sommige gemeentes kiezen ervoor om hier bepaalde wijken voor aan te wijzen. Persoonlijk heb ik hier een beetje moeite mee. Ook met de term ‘kwetsbare zwangeren’. Ik denk dat ieder mens kwetsbaar is, want niemand is onkwetsbaar. Ik hoor verhalen van jonge ouders die op basis van postcode in een niet-kwetsbare wijk wonen, maar waarbij er torenhoge stressniveaus zijn, geen sociaal netwerk is en waarbij er psychische- of verslavingsproblematiek speelt. Dit is net zo goed een gezin met een risico op een valse start. Die ouders en hun kind hebben ook recht op ondersteuning, om een zo goed mogelijk start aan hun kindje te geven. Tegelijkertijd begrijp ik ook dat als beleidsmakers een keuze moeten maken waar ze hun beperkte middelen gaan inzetten, het hen soms helpt om daar bepaalde doelgroepen voor aan te wijzen. Maar besef dat dit een beperkte blik is en dat niet alleen je postcode bepaalt hoe kwetsbaar je bent. Hoe mooi zou het zijn als we kunnen kijken naar de mens in zijn/haar/hun omgeving.”

Meer lezen over risicoselectie in de geboortezorg?

Zijn er al resultaten van de interventie ‘Kansrijke Start’ op het latere leven van die kinderen?

“Het programma Kansrijke Start is in 2018 begonnen. Inmiddels heeft de meerderheid van de Nederlandse gemeenten een lokale coalitie die investeert in die eerste 1000 dagen. Elke gemeente doet het net even anders. Hierdoor leren we wat werk en wat niet. Waar ik heel blij mee ben is dat het programma in het vorige kabinet is gestart, maar dat ook in het nieuwe regeerakkoord het belang van de eerste 1000 dagen wordt onderstreept en ernaar gestreefd wordt om in elke Nederlandse gemeente het programma Kansrijke Start uit te rollen. Heel veel van de problemen waar we maatschappelijk mee te maken hebben zoals schooluitval, verslavingsproblematiek en gezondheidsproblemen vinden hun oorsprong in die eerste 1000 dagen. Dat twee kabinetten achter elkaar dit beseffen, dat we aan voorzorg moeten doen in plaats van nazorg, daar word ik heel blij van. Ik hoop dat de investering blijft, want de echte lange termijn effecten van de aanpak zien we pas ver in de toekomst.”

Wat onderzoek je nu? En wat ga je nog onderzoeken?

“Samen met de Samenwerkende Gezondheidsfondsen trek ik op in een project om vanuit wetenschappelijk perspectief het belang van die eerste 1000 dagen aan beleidsmakers duidelijk te maken. Hierin kijken we wat zij nodig hebben om deze wetenschappelijke kennis in beleid te vertalen. Tegelijkertijd bevragen we ouders en professionals wat zij nodig hebben om bij te dragen aan een betere start.

Ook doen we onderzoek naar onverwachte zwangerschappen. We onderzoeken hoe het is voor mensen om hiermee te maken te krijgen. Niet alleen voor de zwangeren maar ook voor hun partners. We kijken naar wat bijdraagt aan de beslissing om de zwangerschap al dan niet uit te dragen en wat de effecten zijn op het welzijn van beide ouders en hun kind later.

Ten slotte werk ik aan een data gedreven onderzoek over wat nu de belangrijkste factoren zijn die de ontwikkelingen in de eerste 1000 dagen beïnvloeden. Op deze manier proberen we een idee te krijgen aan welke knoppen je zou moeten draaien om meer kinderen in Nederland in het algemeen een goede start te geven.

Een deel van mijn werk bestaat nog steeds uit het doen van onderzoek, maar daarnaast houd ik me ook steeds meer bezig met het adviseren van beleidsmakers over hoe je deze kennis vertaalt in beleid. Dat maakt mijn werk uitdagend, afwisselend en praktisch.

Mijn wens voor de toekomst is dat het uiteindelijk niet meer uitmaakt waar iemands wieg staat voor de kansen later in het leven. Ik zou graag zien dat we met elkaar de wereld zo weten in te richten dat ieder mens zich naar potentie kan ontwikkelen. Hier hoop ik met mijn onderzoek en mijn inspanningen als pleitbezorger een bijdrage aan te leveren.”

 

Bronnen: